-
1 de mist trekt op
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de mist trekt op
-
2 de mist trekt op
de mist trekt op -
3 mist
♦voorbeelden:1 flarden mist • patches of/patchy fogdichte mist • (a) thick foglichte mist • mist〈 figuurlijk〉 de mist ingaan • 〈 van dingen, zaken e.d.〉 go wrong/fail completely; 〈 met betrekking tot grap ook〉 fall flat; 〈 van personen〉 go wrong, screw uper komt mist (opzetten) • it's getting/growing foggy/mistyde mist trekt op • the fog's liftingde mist werd dichter • the fog thickenedbij mist • in fog(gy weather) -
4 mist
♦voorbeelden:een mist voor de ogen hebben • avoir un brouillard devant les yeuxde mist trekt op • le brouillard se dissipe -
5 melt
n. soort gerecht gemaakt met toplaagje van gesmolten Zwitserse kaas--------v. smelten; versmelten; doen smelten; ontdooien; doen verdwijnen[ melt]♦voorbeelden:the fuse has melted • de stop is doorgeslagenmelt in the mouth • smelten op de tongmelt down • omsmeltenhis heart melted at her tears • haar tranen deden zijn hart smeltenmelt with pity • smelten van medelijden -
6 the fog is melting (away)
-
7 dissiper
dissiper [diesiepee]2 verkwisten ⇒ verspillen, bederven♦voorbeelden:1 verdwijnen ⇒ zich oplossen, vervluchtigen♦voorbeelden:se dissiper en fumée • in rook opgaan1. v1) verdrijven, verjagen3) verkwisten4) afleiden, van het werk houden2. se dissiperv1) verdwijnen -
8 lever
lever1 [ləvee]〈m.〉♦voorbeelden:au lever du rideau • bij het opgaan van het doek————————lever2 [ləvee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)heffen ⇒ oprichten, optillen2 opheffen ⇒ een einde maken aan, wegnemen♦voorbeelden:lever un fardeau • een last optillenlever les glaces • de raampjes omhoogdraaienlever les lettres • de brievenbus lichtenlever le poing • zijn vuist opheffenlever les yeux, la tête, le visage, le nez • opkijkenlever des impôts • belastingen heffenlever un lièvre • een haas opjagen♦voorbeelden:→ pied1. m2) (het) opkomen [zon]3) opslag, opmaat [muziek]4) opmeting2. v1) rijzen [deeg]2) ont-kiemen3) opheffen5) opmeten6) oproepen3. se leverv1) opstaan, gaan staan2) omhooggaan3) opkomen [zon, maan]5) opsteken [wind] -
9 la brume se dissipe
la brume se dissipe -
10 le brouillard se lève
-
11 optrekken
1 [zich begeven] go, move2 [met betrekking tot auto's] accelerate3 [leger] march, advance4 [zich bezighouden met] 〈 zorgen voor〉 be busy (with), take care (of); 〈 omgaan met〉 hang around (with)♦voorbeelden:2 snel optrekken • accelerate quickly/rapidly4 samen optrekken • hang/go around together5 de mist trekt op • the fog is lifting/risingII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 met opgetrokken knieën • with one's knees pulled up/raisedde wenkbrauwen optrekken • raise one's eyebrows2 een muur optrekken • put up/erect a wallIII 〈wederkerend werkwoord; zich optrekken〉1 [steun vinden] lean on♦voorbeelden: -
12 overtrekken
overtrekken11 [bekleden] (re)couvrir (de)2 [overdrijven] exagérer————————overtrekken21 [over iets heen gaan] passer (à travers, par-dessus)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 wegtrekken
2 [wegvloeien] drain away/out of/from♦voorbeelden:de mist/rook trok weg • the fog/smoke cleared awayII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [naar elders brengen] draw/pull away2 [naar zich toehalen] withdraw♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Sau — (s. ⇨ Schwein und Süge). 1. A Sau thuet an Granssa, wan s baroan vabeigeht. (Oberösterreich.) Gegen die, welche, ohne zu grüssen, bei andern vorübergehen: »Sogar eine Sau grunzt, wenn sie vorbeigeht.« Der Bauer hält das Grüssen für etwas, was… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wasser — 1. Alle kleinen Wasser laufen in die grossen. – Simrock, 11227; Körte, 6528; Braun, I, 4928. »Die kleinen Wasser allgemein laufen in die grossen hinein.« Die Russen: Das Wasser, was die Ladoga der Newa gibt, gibt die Newa dem Finnischen Meerbusen … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gut (Subst.) — 1. Alles gut ist eines andern. – Petri, II, 7. 2. Altes Gut hinter rost gem Schloss macht neuen Adel mit blankem Tross. (Böhm.) 3. An eines Gutes Ansprach ist kein Verlust. – Klingen, 48 a, 1; Graf, 441, 332. Wer einen Rechtsanspruch an eine… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon